Voor het eerst doet een ander donorkind haar verhaal naast dat ik altijd over mijn eigen verhaal vertel op mijn blog. Maria is een donorkind van spermadonor K34 van het Rijnstate in Arnhem. Na een tijd kwamen zij en haar halfbroers en halfzussen erachter dat er een hoop was fout was gegaan bij het ziekenhuis. Hun donorvader verwekte namelijk meer kinderen dan toegestaan. Ik gaf Maria de pen in handen en liet haar haar verhaal vertellen.
Laat ik me eerst even voorstellen: mijn naam is Maria. In 1998 ben ik geboren als dochter van mijn moeder Hedda en van spermadonor K34 van ziekenhuis Rijnstate in Arnhem. Mijn moeder had destijds een kinderwens maar geen partner. Omdat ze haar kind niet wilde opzadelen met een levenslange afstammingsvraag, koos ze zeer bewust voor een zogeheten B-donor. Dit is een ‘bekende’ donor, die met de kliniek is overeengekomen dat zijn identiteit desgewenst later aan het kind bekendgemaakt mag worden. Ik groeide dus op in het besef dat ik ergens een vader had, van wie ik de identiteit later pas te weten zou kunnen komen als ik daaraan behoefte had.
Die behoefte kwam toen mijn oma in 2017 ongeneeslijk ziek bleek te zijn. Mijn oma is
namelijk een tweede ouderfiguur voor mij geweest. Ik vond het een vreemd en akelig idee dat zij nooit zou weten wie mijn biologische vader was. Ik vroeg haar of ze benieuwd naar hem was. En mijn oma zei ja, en ook: ‘Ik zal hem zo graag willen bedanken.’
Maar toen ik eind mei 2017 aanklopte bij het Rijnstate en informeerde naar de identiteit van mijn donorvader, kreeg ik niet alleen te horen dat ik veel meer half siblings had dan toegestaan (de teller staat nu op 59), maar ook dat mijn donorvader zich had bedacht en toch liever anoniem wilde worden. Een duidelijke reden daarvoor heb ik tot op de dag van vandaag nog niet gekregen. En mijn oma is in de zomer van 2018 overleden, zonder dat ik haar ooit meer over mijn donorvader heb kunnen vertellen. De berichtgeving vanuit het ziekenhuis bleef alsmaar vaag en tegenstrijdig. Ook de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (SDKB) wist mijn vragen niet goed te beantwoorden. Samen met mijn moeder zocht ik contact met een advocaat, en in overleg met het ziekenhuis besloten we om de kwestie aan de rechter voor te leggen. Voor alle duidelijkheid: wij procederen dus tegen het ziekenhuis en níet tegen mijn donorvader!
Al gauw kwam ons verhaal op tv en in de kranten. De reacties op de social media over de rechtszaak waren erg gemengd. Ik zag positieve reacties van mensen die in eenzelfde soort situatie zaten, of van mensen die zich wel konden voorstellen dat ik wil weten wie mijn biologische vader is. Maar ik zag ook heel veel negatieve reacties van mensen vol onbegrip. Ik was volgens hen ‘een verwend krengetje’ of een arrogante, veeleisende vrouw. Ik was volgens hen alleen maar op geld uit en moest die man gewoon met rust laten. Ik stelde me aan, want een heleboel mensen weten niet wie hun ouders zijn, en als mijn moeder met een willekeurige man uit de kroeg in bed was gedoken, had ik het per slot van rekening ook niet geweten, dus waarom deed ik zo moeilijk?
Natuurlijk heb ik mijzelf ook vaak afgevraagd waarom en zijn identiteit zo belangrijk voor me is. Stel ik me inderdaad aan? Het is niet zo dat ik helemaal geen informatie over de donor heb. Moet ik niet gewoon genoegen nemen met wat ik wel weet? Toch beantwoord ik die vraag telkens weer met: ‘Nee, die identiteit is wel degelijk waar het om draait, en ik kan het niet loslaten totdat ik zijn identiteit weet.’ Het is een gevoelskwestie. Ik realiseer me daarbij dat dit voor iedere donorkind weer anders is. Gevoelskwesties zijn volgens mij per definitie moeilijk in woorden te vatten – daarom gebruiken we metaforen, om toch in de buurt te komen. Maar de geijkte metafoor van ‘het ontbrekende puzzelstukje’ voelt voor mij in deze situatie niet passend. Ik heb namelijk al een hoop puzzelstukjes. Ik heb een donorpaspoort en wat aanvullende informatie: zo weet ik zijn haarkleur, oogkleur, iets over zijn gezinssituatie, en ook dat hij zichzelf als meer extravert dan introvert beschrijft. Deze gegevens zijn allemaal puzzelstukjes waar ik stuk voor stuk blij mee ben en die ik koester. Want ik realiseer me dat een heleboel andere donorkinderen en geadopteerden veel minder hebben en echt helemaal in het duister tasten. Maar naast de blijdschap die ik voel bij ieder puzzelstukje dat ik weet te bemachtigen, groeit ook de wanhoop. Er ontbreekt iets. Wat heb je aan puzzelstukjes als je de kans niet krijgt om de puzzel te leggen? Het voelt voor mij niet zozeer alsof er puzzelstukjes missen, maar eerder alsof ik mijn handen juist al constant vol heb met puzzelstukjes. Ik ben bang om ze te laten vallen, ik ben bang het overzicht te verliezen, ik probeer de puzzelstukjes in elkaar te passen maar dat lukt me niet, en ik heb haast geen handen meer over om andere dingen te doen.
Wat ik niet heb is een ondergrond, een puzzelmat. En die metaforische puzzelmat, dát is voor mij de identiteit. Een naam en een gezicht, een persoon waarmee ik al die puzzelstukjes kan verbinden, waar ik die puzzelstukjes op kwijt kan, zodat ik mijn handen weer vrij heb om andere dingen te doen en verder te leven. Want hoeveel ik ook te weten kom over de man die voor een groot deel verantwoordelijk is voor mijn bestaan, de vraag blijft telkens: ‘Maar over wie hebben we het dan?’ Het gaat me dus − in tegenstelling tot wat sommige mensen schijnen te denken − écht alleen om de informatie. Om ‘het weten’. Om rust in mijn hoofd. Ik hoef geen papa, ik hoef geen contact, en ik hoef geen speciaal plekje in zijn leven. Ik wil mijn donorvader en de rest van zijn (en dus mijn) familie met alle liefde met rust laten – maar ik wil wel weten wíe ik dan met rust laat. Ik wil duidelijkheid over mijn afkomst, en ik sta op mijn stamboom.
25 januari 2021 is de rechtszaak van Maria tegen het ziekenhuis Rijnstate. En ik hoop dat alles ten goede komt voor Maria en haar halfbroers en halfzussen. #Staopjestamboom Ben jij een halfbroer of halfzus van Maria en zal je contact met ze willen zoeken? Dat kan via het e-mailadres: kinderenK34@gmail.com
Comments